Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wie heeft haar [9]maten gezet, [10]want gij weet het; of wie heeft over haar een [11]richtsnoer getrokken? 8. Te weten, de maten der aarde. 9. Dat is, omloop, of breedte en diepte. 10. God spreekt hem weder spottenderwijze toe, gelijk boven, vs.3. Anders, indien gij het weet. 11. Te weten, opdat zij haar rechte verhouding, gestalte en schoonheid zou hebben. Vergelijk Ps.19:5.